Er is in mijn lijn van denken gaandeweg een bijzondere verknoping van begrippen ontstaan, waar Schopenhauer overigens erg kritisch op zou zijn geweest.
Het ik staat centraal in mijn visie, en per definitie is alles wat wij waarnemen, denken etc. subjectief. Tegelijkertijd zeg ik dat er wel degelijk een ‘objectieve’ waarheid is, die voor het ik niet kenbaar is. En tot overmaat van ramp zeg ik dat iedere bewering over kennis en waarheid van onze kant louter een veronderstelling is. Maak ik de hele redenering dan niet circulair, en daardoor ook onschadelijk?
Om terug te komen op mijn vorige analyses: het ik ligt niet aan de basis van alle kennis. Het zuivere subject is geen ik, en dus ook niet beperkt door de conventies van het ik. In aanvulling op mijn eerdere stelling dat mijn visie subjectivistisch is, wil ik hier wel een prominente rol van het object belichten.
Er is (of kan zijn) een objectieve ‘gegeven’ buitenwereld die niet gekend hoeft te worden om te zijn. Hetzelfde geldt voor het zuivere subject, dat niet hoeft te kennen om te zijn. Zoals eerder aangestipt, zijn de begrippen object en subject compleet irrelevant voor een zuiver subject; wij, ik, hebben de begrippen echter nodig om de werkelijkheid te kaderen.
Het is verleidelijk om zowel het zuivere subject, als het zuivere object één te maken en te bestempelen als het Ding an sich; om het daarmee ook de grond van het Alles te maken. Ook al ben ik zwaar geïntrigeerd door het Ding an sich en speelt het hier een prominente rol, toch denk ik dat deze stappen te snel en ondoordacht zijn.
Ook wil ik nogmaals de kracht en het belang van gerichte speculatie benadrukken. Als wij (mijn voorgangers) kunnen spreken over zaken als bepaald in ruimte en tijd, hoe kunnen we dan spreken over zaken buiten ruimte en tijd? In de lijn van Wittgenstein en Schopenhauer zou ik zeggen: daar moet je niet over spreken. Maar goed, we zijn hier nu toch.
Het Alles, dat kenbaar is voor het zuivere subject, is uniform, onveranderlijk en holistisch. Met holistisch bedoel ik hier dat alles één geheel is, ook al lijkt het voor ons een verdeling (in subject, Ding an sich etc.). Dit lijkt ver buiten ons voorstellingsvermogen te liggen, omdat wij zaken als eeuwig en onveranderlijk nooit kunnen vatten, maar toch dring ik aan op een zo ver mogelijke expansie van onze voorstelling. Binnen de theoretische fysica worden immers ook de nodige ‘abstracte’ constructies geponeerd, die veel van ons voorstellen vergen.
Ik ga proberen de hierboven beschreven indeling ook schematisch weer te geven. Dat wordt lastig, maar een goede benadering is nog altijd beter dan een slechte treffer.