Tot nu toe heb ik al een aantal onderwerpen belicht in relatie tot de zijnsvraag, zoals subject/object, kennis, Ding an sich, scepsis, destructie et cetera.
Omdat elk van deze voorbeelden weer een nieuwe waterval van vragen oproept, is het nu belangrijk om de analyse een stuk ‘in te dammen.’ Vandaar de titel: we moeten van ‘heel breed’ naar ‘een stuk smaller’ gaan, of tot een punt zelfs.
Dat punt zal de kern moeten vormen voor een brede analyse, waarmee de piramide eigenlijk weer omdraait. Nu hebben we echter eerst een kader nodig. Zoals ik eerder gezegd heb: zonder goede vraagstelling is het niet mogelijk om tot een goed antwoord te komen.
De vraag naar het ‘zijn’ is in mijn korte analyses tot dusver aanbeland bij het Ding an sich. En bij de daarmee gepaard gaande vragen: kunnen wij het Ding an sich kennen, kunnen wij objectief vaststellen wat het is?
Als ik me het goed herinner, heeft Schopenhaur al op een grote contradictie gewezen met betrekking tot het Ding an sich: stel dat wij het leren kennen, dan wordt het meteen een Ding für sich. Het staat dan opnieuw in relatie tot en voor ons, en niet op zichzelf.
Ik wil ook de kaart van de scepsis opnieuw trekken: alle zaken die wij waarnemen (zowel empirisch als met ons verstand) zijn subjectief. Hoe de dingen an sich zijn, dat kunnen we nooit te weten komen.
Zijn de vragen hier, en de metafysica als geheel, dan een zinloze exercitie? Dat mag ik niet hopen, en ik heb aanwijzingen van voorgangers dat er wel degelijk progressie te boeken valt.
Dus, kunnen wij het Ding an sich leren kennen zonder ons te verlaten op de waarneming of op de rede?
Schopenhauer heeft de wil naar voren geschoven als mogelijke kern, wat naar mijn mening gepaard gaat met gevoel. Het ‘betere bewustzijn,’ zoals Schopenhauer het noemde, is een toestand die men kan bereiken, waarbij men voor even ‘losstaat’ van de realiteit.
Voordat ik verder de analyse induik, wil ik benadrukken dat we hier tegen een ‘rand’ aanlopen. We zouden ons af kunnen vragen of de werkelijkheid wel ‘echt’ is, of we niet in een soort van Matrix zitten. Ook kunnen we opperen dat alles gecreëerd en gestuurd is door God. Dat laatste wil ik zeker niet weerleggen, omdat ik zelf ook gelovig ben, maar ik kan het ook niet bewijzen.
Voor mijn onderzoek is het van belang de bovenste twee gedachtesprongen buiten beschouwing te laten. We moeten uitgaan van de zijnden die ons gegeven zijn door empirie en verstand, om vervolgens die zijnden op zichzelf te beschouwen, an sich. Oftewel, de werkelijkheid is en blijft de kern. Ook al weten we niet eens zeker wat ‘werkelijk’ is.
Ik ben me er van bewust dat ik een heleboel termen heb aangehaald en gecursiveerd die meer uitleg nodig hebben. In de volgende analyses gaan we er zeker dieper op in, maar voor nu is het belangrijkste dat we de piramide iets minder breed hebben gemaakt.