In de blogs tot nu toe heb ik al enkele begrippen en scheidslijnen gedefinieerd die bepalend gaan zijn voor het uitwerken van mijn visie. Het kan zeker geen kwaad om even uit te zoomen, om daardoor wat helderheid te verkrijgen over het specifieke gebruik van enkele begrippen.
Een van die begrippen is ‘grond.’ Dit begrip staat aan de basis van onze analyse; de vraag naar de grond van het zijn is immers het centrale thema hier.
De grond is a priori, en niet verder bewijsbaar of afleidbaar (vgl. met Fichtes absolute Ich). De grond is de basis voor al het zijn en dus voor alle kennis over het zijn. De voorlopige scheidslijn die ik getrokken heb tussen ‘waar’ en ‘conventioneel’ heeft alleen betrekking op ons type (menselijk) subject.
De grond is (let wel, zonder het woordje ‘er;’ hier is geen sprake van speculatie). Wij kunnen over de grond spreken, denken, systematiseren etc.; dat toont aan dat er wel bewustzijn is over iets dat wij niet kunnen kennen. Als wij het direct in onze ken-sfeer trekken, is het conventioneel en beperkt door begrippen, die voor ons nodig zijn om te denken en te leven.
Er lijkt nu een contrast te zijn tussen de twee domeinen, waarbij elke speler slechts één domein kan kennen. Het zuivere subject kent de waarheid, de Dinge an sich. Ieder ander type subject bezit slechts conventionele kennis (veronderstellingen) over de (aanschouwelijke) realiteit.
Maar, zoals ik eerder heb gezegd, is de basis grond. Ieder subject heeft toegang tot kennis die is te herleiden tot de grond. Dit leidt dan tot de volgende hypothese: als wij conventioneel de grond hebben vastgesteld, dan hebben wij dus ook de grond van de waarheid bepaald, omdat het om dezelfde grond gaat. Zonder te weten wat die grond precies is. En zelfs met die grond kunnen we niet tot waarheid komen, vanwege het ik-filter en de conventie.
Het is alsof je met een telescoop naar een ver sterrenstelsel kijkt, en ziet dat verschillende objecten naar één punt worden getrokken. Je vermoedt dat er iets is, een ster of planeet, zonder dat je dat punt echt kunt zien. Dat punt vormt echter wel de verklaring voor de beweging van de omringende objecten.
Zo is het ook met de grond: deze kunnen wij ook niet direct ‘zien.’ En toch is de grond, onvoorwaardelijk en onherleidbaar. Door deze analyse hebben wij de buitenste sferen van het zuivere subject aangeraakt; een lichte en voorzichtige aanraking, maar ook een met mogelijk verstrekkende gevolgen…