Categorie: Deel 2

  • Onvoorwaardelijk begripvol

    In de blogs tot nu toe heb ik al enkele begrippen en scheidslijnen gedefinieerd die bepalend gaan zijn voor het uitwerken van mijn visie. Het kan zeker geen kwaad om even uit te zoomen, om daardoor wat helderheid te verkrijgen over het specifieke gebruik van enkele begrippen.

    Een van die begrippen is ‘grond.’ Dit begrip staat aan de basis van onze analyse; de vraag naar de grond van het zijn is immers het centrale thema hier.

    De grond is a priori, en niet verder bewijsbaar of afleidbaar (vgl. met Fichtes absolute Ich). De grond is de basis voor al het zijn en dus voor alle kennis over het zijn. De voorlopige scheidslijn die ik getrokken heb tussen ‘waar’ en ‘conventioneel’ heeft alleen betrekking op ons type (menselijk) subject.

    De grond is (let wel, zonder het woordje ‘er;’ hier is geen sprake van speculatie). Wij kunnen over de grond spreken, denken, systematiseren etc.; dat toont aan dat er wel bewustzijn is over iets dat wij niet kunnen kennen. Als wij het direct in onze ken-sfeer trekken, is het conventioneel en beperkt door begrippen, die voor ons nodig zijn om te denken en te leven.

    Er lijkt nu een contrast te zijn tussen de twee domeinen, waarbij elke speler slechts één domein kan kennen. Het zuivere subject kent de waarheid, de Dinge an sich. Ieder ander type subject bezit slechts conventionele kennis (veronderstellingen) over de (aanschouwelijke) realiteit.

    Maar, zoals ik eerder heb gezegd, is de basis grond. Ieder subject heeft toegang tot kennis die is te herleiden tot de grond. Dit leidt dan tot de volgende hypothese: als wij conventioneel de grond hebben vastgesteld, dan hebben wij dus ook de grond van de waarheid bepaald, omdat het om dezelfde grond gaat. Zonder te weten wat die grond precies is. En zelfs met die grond kunnen we niet tot waarheid komen, vanwege het ik-filter en de conventie.

    Het is alsof je met een telescoop naar een ver sterrenstelsel kijkt, en ziet dat verschillende objecten naar één punt worden getrokken. Je vermoedt dat er iets is, een ster of planeet, zonder dat je dat punt echt kunt zien. Dat punt vormt echter wel de verklaring voor de beweging van de omringende objecten.

    Zo is het ook met de grond: deze kunnen wij ook niet direct ‘zien.’ En toch is de grond, onvoorwaardelijk en onherleidbaar. Door deze analyse hebben wij de buitenste sferen van het zuivere subject aangeraakt; een lichte en voorzichtige aanraking, maar ook een met mogelijk verstrekkende gevolgen…

  • Het begin van de beklimming

    Zoals we eerder vastgesteld hebben, wordt waarheid bepaald door kennis over het Ding an sich. Dit kan echter niet door een menselijk subject gekend worden, hoogstens benaderd. Zelfs een contemplatieve toestand zoals Schopenhauer die beschreven heeft is niet afdoende, omdat ook deze toestand het ik-filter niet wegneemt. Het is voor ons onmogelijk om te ontsnappen aan het ik-filter, net zomin als we dat we kunnen stoppen mens te zijn.

    Om de kennis over waarheid beter te kunnen beschouwen, wil ik weer even terugkomen op de zijnsgrond. Gegeven de aanname dat de buitenwereld is, moet deze ook een zijnsgrond hebben. Deze grond is noodzakelijk waar en kan niet door ons beperkte ik-filter gekend worden (door het ik zou ze automatisch conventionele kennis worden).

    De volgende aanname is dat er een subject kan zijn (zowel hypothese als speculatie) dat de Dinge an sich, dus de waarheid kan kennen. Dit subject kent de waarheid, en het onderscheid tussen Ding en buitenwereld, waar of conventioneel, is niet langer relevant voor dat subject, omdat het zuiver kent. Voor ons (ik) is het onderscheid nog noodzakelijk, omdat wij onzuiver kennen, gehinderd door ik-filters. Wij hebben behoefte aan kaders, systemen, categorieën, waar het zuiver kennende subject geen boodschap aan heeft.

    Betekent dit ook dat dat subject noodzakelijk moet bestaan? Nee, zoals eerder aangegeven is er waarheid, is er een Ding an sich, compleet los, onafhankelijk van enig subject. Dat subject zou ook weer los van een waarheid kunnen bestaan.

    Ik geef toe dat deze benadering een vertekend beeld kan geven, omdat we aan de ene kant ons beeld van de waarheid devalueren, en aan de andere kant de zuivere waarheid buiten bereik stellen. Toch is dit niet te vermijden, omdat wij van binnen naar buiten kijken, van het ik naar de realiteit. Wij kunnen ons niet verplaatsen in, noch enige synthese aangaan met een zuiver subject, omdat wij dan, zoals gezegd, geen mens meer zouden zijn.

    Wij zijn mensen: onze kennis zal altijd hiaten vertonen, wij hebben vragen en geen van ons heeft antwoorden. Het zuivere subject daarentegen heeft geen vragen, maar alleen antwoorden. Het kent alleen waarheid en heeft alleen toegang tot de immanente Dinge an sich. Geen verkleuring door oordeel, categorie of twijfel, eenheid of veelheid. Voor dat subject is het zijn, het Alles noodzakelijk en waar.

    Is het zuivere subject dan perfect, volmaakt? Nee, dat zou slechts een eigenschap zijn die wij (imperfecte ik-filters) willen maken om de wereld om ons heen te duiden. Hoe kunnen we dan meer te weten komen over dat subject, als we dat stadium van kennen nooit zullen bereiken? We blijven het proberen: een doodlopende weg zou nog altijd omgekeerd kunnen worden.