Categorie: Deel 2

  • Einde aan alle speculatie

    In de vorige blog heb ik het richtpunt van de vraag vastgesteld op de grond van het zijn, en op de vragen die daaruit kunnen volgen. Ook noemde ik het begrip speculatie, wat nog verder verduidelijkt moeten worden.

    Het gaat hier vooral om de manier waarop je een vraag stelt, hoe je een vraag formuleert. De vraag: ‘is er een God?’ is speculatief. Dat betekent dat wij kunnen speculeren over het antwoord, maar nooit via kennis een antwoord kunnen vergaren. Ik geloof evenwel in God, maar dat is persoonlijk, en laat ik buiten de kennisinhoudelijke benadering.

    Dezelfde redenatie is toe te passen op: is er een universum, is er een ziel, is er een begin, zijn er buitenaardse wezens etc. Het probleem is het woordje ‘er’. Dat woordje is namelijk veelomvattend, zo niet allesomvattend. En het Alles is nog wel het grootste raadsel van het bestaan, van de metafysica, omdat het het zijn reflecteert. Is er, ergens, waar dan ook, ooit, nu of later iets?

    Als we nu dat woordje ‘er’ weglaten krijgen de vragen een hele andere lading, die ze zowaar valide maakt.

    Is God? Ik zou dit zelf beantwoorden met een statement: God is. Voor het metafysisch onderzoek zijn de volgende valide vragen denkbaar: wat of wie is God en hoe is God? We kunnen deze niet eenvoudig, of zelfs helemaal niet beantwoorden, maar ze trekken de metafysische benadering wel de goede richting op.

    In plaats van te vragen of bepaalde entiteiten wel of niet bestaan, moet je die entiteiten in hun zijn bevragen. En zo kom je via een filter tot de zijnsvraag: wat is het zijn van entiteit x? Hoe is entiteit x?

    Ik geef toe dat het formuleren van de vervolgvragen tot meer verwarring kan leiden, waarschijnlijk omdat we niet in kunnen schatten hoe we die vragen precies moeten beantwoorden. We dreigen in een cascade of moeras van veronderstellingen, (valse) aannames en conventionele kennis te belanden als we de vragen tot in detail proberen te beantwoorden. Wat is de Aarde? De aarde is een planeet, de derde planeet vanaf de Zon, de planeet waarop we wonen etc. Dat zijn conventionele antwoorden. Wij zijn echter op zoek naar ontologische antwoorden (ontologische vragen om precies te zijn). Dan beland je dus weer op het pad van het zijn van de aarde an sich.

    Ik heb eerder aangegeven dat ik wel degelijk optimistisch ben over het vinden van de zijnsgrond; dus dat er een grond is en dat wij die grond conventioneel kunnen kennen. Maar ik ben nog steeds sceptisch over een gedeelde algemene zijnsgrond, juist omdat de focus op en samenhang met de reële buitenwereld niet zomaar mag worden opgegeven ten koste van een wellicht transcendent concept. Ik wil bijvoorbeeld niet de Wil, zoals gebruikt en gedefinieerd door Schopenhauer, vervangen door een ander begrip.

    Er zit dus niets anders op dan meer vragen te blijven stellen, meer gerichte vragen, en daarbij alle speculatie buiten boord te houden. Lastig, maar niet onmogelijk.

  • Wat was de vraag precies?

    Als we nu consequent de getrokken lijn willen respecteren, dan moeten we dus blijven spreken over conventionele kennis. Dus: kennis die ik vergaar en daardoor automatisch gekleurd wordt door een ik-filter.

    Het gaat hier echter niet alleen om kennis over de ‘concrete’ zijnden in de buitenwereld, maar ook om kennis over de grond van het zijn. En het is hier niet de bedoeling om opnieuw een uitsplitsing of onderverdeling te doen, bijvoorbeeld door een abstracte of transcendente laag te creëren die weer haar eigen conventies meebrengt.

    Integendeel, beide ‘zaken’ (om maar even een term te gebruiken) zijn van hetzelfde laken een pak. De zijnden in de buitenwereld worden gefundeerd door de grond van hun zijn; beide categorieën zijn conventioneel kenbaar voor ieder van ons. Dat betekent dus ook dat een eventueel systeem voor beide gevallen dezelfde regels moet toepassen.

    Ik geef toe dat deze aanpak tot veel vragen leidt. Aan de ene kant wordt het opdoen van ware kennis uitgesloten, terwijl aan de andere kant gezegd wordt dat we wel degelijk tot conventionele kennis kunnen komen. Ook laat ik me snel verleiden om termen tussen aanhalingstekens te zetten, om daarmee aan te geven dat het gangbare gebruik van het woord nogal te wensen over laat.

    Let wel, mijn strikte regels met betrekking tot de begrippen kennis en waarheid hebben niet als doel definitieve antwoorden te geven. Integendeel: deze analyses zijn juist bedoeld om steeds betere vragen te krijgen, en om daartoe te komen, heb ik eerst het kaf van het koren gescheiden. Daarmee bedoel ik: het bevragen van de fundamenten en aannames, het onder uit halen van onze zogenaamde zekerheden m.b.t. kennis en ontwikkeling enzovoort, zoals ook in de vorige blogs naar voren gekomen is.

    Het zou zonde zijn als ik ter plekke een nieuwe systematiek zou inrichten, die zichzelf consequent als conventioneel bestempelt en zichzelf daarmee eigenlijk afschrijft in het licht van streven naar waarheid.

    Wat wel zou kunnen, is het conventionele systeem gebruiken om de vraagstelling steeds scherper te krijgen. Op die manier krijg je een gezonde wisselwerking tussen vraag en analyse, waarbij beide nooit definitief zijn. Of zoals Cornelis Verhoeven het zegt: elk antwoord moet weer in het denken worden opgenomen.

    De centrale thematiek in deze reeks is de grond van het zijn. Dat leidt tot tenminste twee vervolgvragen: wat is het zijn? en hoe is het zijn? De waarom-vraag (waarom is er iets en veeleer niets) plaats ik toch even onder de noemer van speculatie. Het wordt ook zaak om de gebruikte begrippen scherper te belichten, inclusief het begrip grond of fundament. Het ‘zijn’ is een zo groot en alomvattend begrip, dat we niet in een leven, of zelfs in meerdere levens kunnen doorgronden. In plaats daarvan wil ik het nog verder gaan opknippen, in meerdere vragen. En die vragen hoeven dus niet tot een sluitend antwoord of systeem te leiden; hopelijk leiden ze wel tot een sluitende vraag.

    In de volgende blogs zullen we de mogelijke deelgebieden en perspectieven van het zijn wat dieper gaan analyseren.