In de vorige blog heb ik het richtpunt van de vraag vastgesteld op de grond van het zijn, en op de vragen die daaruit kunnen volgen. Ook noemde ik het begrip speculatie, wat nog verder verduidelijkt moeten worden.
Het gaat hier vooral om de manier waarop je een vraag stelt, hoe je een vraag formuleert. De vraag: ‘is er een God?’ is speculatief. Dat betekent dat wij kunnen speculeren over het antwoord, maar nooit via kennis een antwoord kunnen vergaren. Ik geloof evenwel in God, maar dat is persoonlijk, en laat ik buiten de kennisinhoudelijke benadering.
Dezelfde redenatie is toe te passen op: is er een universum, is er een ziel, is er een begin, zijn er buitenaardse wezens etc. Het probleem is het woordje ‘er’. Dat woordje is namelijk veelomvattend, zo niet allesomvattend. En het Alles is nog wel het grootste raadsel van het bestaan, van de metafysica, omdat het het zijn reflecteert. Is er, ergens, waar dan ook, ooit, nu of later iets?
Als we nu dat woordje ‘er’ weglaten krijgen de vragen een hele andere lading, die ze zowaar valide maakt.
Is God? Ik zou dit zelf beantwoorden met een statement: God is. Voor het metafysisch onderzoek zijn de volgende valide vragen denkbaar: wat of wie is God en hoe is God? We kunnen deze niet eenvoudig, of zelfs helemaal niet beantwoorden, maar ze trekken de metafysische benadering wel de goede richting op.
In plaats van te vragen of bepaalde entiteiten wel of niet bestaan, moet je die entiteiten in hun zijn bevragen. En zo kom je via een filter tot de zijnsvraag: wat is het zijn van entiteit x? Hoe is entiteit x?
Ik geef toe dat het formuleren van de vervolgvragen tot meer verwarring kan leiden, waarschijnlijk omdat we niet in kunnen schatten hoe we die vragen precies moeten beantwoorden. We dreigen in een cascade of moeras van veronderstellingen, (valse) aannames en conventionele kennis te belanden als we de vragen tot in detail proberen te beantwoorden. Wat is de Aarde? De aarde is een planeet, de derde planeet vanaf de Zon, de planeet waarop we wonen etc. Dat zijn conventionele antwoorden. Wij zijn echter op zoek naar ontologische antwoorden (ontologische vragen om precies te zijn). Dan beland je dus weer op het pad van het zijn van de aarde an sich.
Ik heb eerder aangegeven dat ik wel degelijk optimistisch ben over het vinden van de zijnsgrond; dus dat er een grond is en dat wij die grond conventioneel kunnen kennen. Maar ik ben nog steeds sceptisch over een gedeelde algemene zijnsgrond, juist omdat de focus op en samenhang met de reële buitenwereld niet zomaar mag worden opgegeven ten koste van een wellicht transcendent concept. Ik wil bijvoorbeeld niet de Wil, zoals gebruikt en gedefinieerd door Schopenhauer, vervangen door een ander begrip.
Er zit dus niets anders op dan meer vragen te blijven stellen, meer gerichte vragen, en daarbij alle speculatie buiten boord te houden. Lastig, maar niet onmogelijk.