Na mijn vorige analyses ben ik me iets gaan realiseren, namelijk dat ik meer waarde hecht aan de methode dan aan het uiteindelijke doel. Het doel kan immers niet waarheid zijn, omdat die onkenbaar is (zoals ik al uitvoerig heb besproken). Aan de andere kant moet er wel een geschikte methode gevonden worden om het 1e domein mee te ‘kaderen.’ Let wel, dit leidt niet tot zichtbaar resultaat qua waarheidsvinding, maar moet ons houvast geven, als een soort ‘schijn’ van waarheid, dat te vergelijken is met de eerder genoemde benadering.
Ik geef toe dat dit niet veel enthousiasme zal kweken: bezig gaan met een traject dat toch niet te voltooien is. Toch kunnen we wellicht, door middel van een geschikte methode, een minimalistisch overzicht geven van het 1e domein en haar inhoud, zoals ik dat in de vorige blogs ook geprobeerd heb.
In de vorige blog heb ik gesteld dat het belangrijk is om het 1e domein te behandelen, op een manier die analoog is aan die van het 2e, om te voorkomen dat de analyse ontaardt in lukrake speculatie. Ik wil vooral voorkomen dat er een verwijt komt van idealisering of vermythologisering. Bijvoorbeeld: er is een ‘gene zijde’ (1e domein) die aan mij geopenbaard is (zonder fundering) of iets dergelijks. De speculaties moeten gericht en methodologisch aangepakt worden; hun inhoud kan niet verkeerd zijn, zolang ze maar consequent zijn vastgesteld door een nog te bepalen methode. Laat ik het anders formuleren: de weg tot de speculatie is belangrijker dan het uiteindelijke doel.
Tegelijkertijd moet ook voorkomen worden dat het 1e domein te formeel of logisch-wetenschappelijk aangepakt wordt. Een focus op logica of dialectiek zou een goede keuze zijn, maar we moeten ook ruimte open laten voor persoonlijke intuïtie. Immers, aangezien de gerichte speculatie ons niets ‘waars’ kan vertellen over het 1e domein, en onze logica niets waars over het 2e, is er geen bindend mandaat voor een van beide methodes. (Overigens is dit wel heel zwart-wit gesteld, omdat wij natuurlijk altijd een vorm van logica zullen gebruiken bij onze speculatie.)
De kracht van analogie schuilt wel in het herhalen van bewezen effectieve praktijken. Ook al lopen we in de wetenschap van paradigma naar paradigma; het is niet zo dat de ontwikkeling van de methodes zelf stil is blijven staan. Een goed voorbeeld hiervan is de ontwikkeling en het primaat van de natuurwetenschappelijke of empirische methode.
Verder is het opvallend dat ik zowel filosofische als (natuur)wetenschappelijke methodes in ogenschouw neem. Dat komt omdat het hier vooral om ken-methodes gaat, ongeacht de uitkomst. Inhoudelijk kan ik, kan niemand er over oordelen, maar procesmatig valt er wel iets over te zeggen. We hebben dan ook conventionele inzichten en afspraken hoe die processen en methodes eruitzien.
Ik weet dat er nog veel meer voorbeelden en argumenten nodig zijn om dit te verhelderen. Maar alles op zijn tijd: Rome werd immers ook in stukjes gebouwd.